Het zal maar tegen je gezegd worden: “Gij Addergebroed.” Niet dat de adder zich daar iets van aantrekt, want hij is het zelf en moet er jaarlijks voor zorgen, maar spreek de veenbaas nooit aan met: “Gij addergebroed!”
Er zijn in Nederland slechts drie soorten inheemse slangen: de niet giftige gladde slang en de ringslang. Maar hoe anders is dat met nummer drie: de giftige adder. Hij heeft de chique Latijnse naam “Vipera Berus”, dat “Echte Adder” betekent, alsof je ook valse adders hebt. Of zijn dat dan de adders die bijten? Hij werd in het Oudsaksisch, de taal van onze verre voorouders, “Nadra” genoemd en vele eeuwen later in het Nederlands een (n-)adder of duidelijker in het Nedersaksisch ’n adder. Het dier heeft een groot verspreidingsgebied in Europa en is niet een typische veenbewoner, maar kan er zeer goed gedijen. Hij leeft van kleinere zoogdieren zoals muizen en konijnen. Die vind je vooral aan de randen van het veen in de verveende gebieden. Zelf moet hij oppassen voor grotere zoogdieren, roofvogels en natuurlijk mensen. In Overijssel leeft de adder in het hoogveen van de Engbertsdijksvenen, bij Westerhaar, een natuurreservaat oostelijk in de gemeente Twenterand. En daar gedijt deze reptielensoort uitstekend, zo meldt de terreinbeheerder Staatsbosbeheer.
Adders leven op zichzelf en hebben geen territoriumdrift. Als ze in winterslaap gaan, doen ze dat bij elkaar. Lekker warm zal je denken, maar ze zijn koudbloedig. ’s Zomers warmen ze zich op in de zon. Hoe noordelijker hoe donkerder de adder, dan houdt hij de warmte nog beter vast en na het avondeten kan hij zich zo mogelijk nog opwarmen aan een steen. Alsof dat nog niet genoeg is, kan hij zijn lichaam platter maken. Dan heeft hij een groter oppervlak. Een winterslaap, geen; territoriumverdediger; in de zomer lekker zonnen; zes tot tien verse maaltijden per jaar. Dat is nog eens een adder-leven. Adders worden tussen de tien en vijftien jaar oud en soms halen ze dertig jaar. Er is dus volop tijd om voor het addergebroed te zorgen. Afhankelijk van de warmte, soms wel drie legsels per jaar. Het vrouwtje “legt” de bevruchte eieren, Deze worden in de vrouwtjesadder uitgebroed en de jonge adders komen vervolgens uit de adder levend ter wereld. “Eierlevendbarend” heet zoiets. Sommige eigenwijze jonge adders kruipen pas uit het ei nadat het ei samen met de al geboren adders de vrouwtjesadder verlaten. Dis is heel gewoon voor veel familieleden van de adder.
Wat is er nou eigenlijk zo gevaarlijk aan een adder? Hij is giftig! Hij bijt niet gauw, maar als hij mensen bijt, is zijn gif schadelijk. Je gaat er niet aan dood, maar voor het toedienen van een antiserum is een bezoek aan het ziekenhuis zeer verstandig. Dan hebben we de ringslangen en gladde slangen nog niet eens gezien. Die laten we nog even rustig rondkruipen. Net als de hazelworm, dat is helemaal geen slang, maar een hagedis zonder poten.
En durf je nu de Engbertsdijksvenen niet meer in? Geen paniek! De kans dat je daar een adder ziet, is niet zo heel groot. Het zijn nogal schuwe beesten. In het veenmuseum in Westerhaar zit er één op zogenaamd sterk water in een glazen potje met het deksel op slot. Die durf ik wel te pakken en dat is geen sterk verhaal. Wil je echt overtuigd zijn van de afwezigheid van slangen, ga dan naar Ierland. Daar zijn geen slangen. Ze zijn daar niet uitgestorven, maar ze zijn er nooit geweest. Engeland zat lange tijd aan Europa vast, maar Ierland nooit en dat is de reden.
Auteur: Alfred Roelofs